Groningen, land, stad en taal
Vooraf.
Het zal je natuurlijk niet verbazen dat het niet mogekijk is om de ontwikkelingen van de Provincie Groningen, die van de Stad en de Groningse streektaal in een A4-tje te proppen. Ik heb mijn best gedaan om dat toch in kort bestek begrijpelijk over te brengen. Mocht je nadere informatie willen hebben dan kun je op Wikipedia een schat aan gegevens vinden.
De Provincie.
Zoals je bekent zal zijn is Groningen de meest noord-oostelijke provincie van Nederland. Wat betreft zijn oppervlakte is de provincie een van de kleinere in Nederland. Deze relatief kleine oppervlakte wordt echter gekenmerkt door een verscheidenheid aan kleinschalige landschappen. Het grootste deel van de provincie bestaat echter uit dun bevolkt landbouwgebied. Globaal ten noorden van de stad Groningen en in de Veenkolonieën is het landschap wijds, plat en kaal, vooral in de winter. Als je wijdsheid, stilte, niks te doen en geen flauwekul zoekt, moet je daar zijn.
In de tijd van de Republiek, rond de zestiende eeuw, was voor Groningen de gangbare aanduiding Stad en Lande. De provincie wordt ook nu nog wel Stad en Ommelanden genoemd wat nog tot uitdrukking komt in het Groningse volkslied. De twee beginregels van het refrein van de drie coupletten zijn als volgt:
Ain pronkjewail in golden raand (een pronkjuweel in een gouden rand)
is Grunnen, Stad en Ommelaand.
Van oudsher is de Provincie een landbouwgebied. De zeeklei van het Hogeland (=het noorden van Groningen) en de dalgronden in de Veenkoloniën zorgden voor een goed ontwikkelde akkerbouw die tot in de jaren 1960 de basis was voor de suikerindustrie, de aardappelmeel- en de strokartonindustrie. De strokartonindustrie is inmiddels vrijwel ter ziele; de aardappelmeelindustrie (met als bekendste naam Scholten) houdt nog enigszins stand. Het areaal aan suikerbietenteelt bedraagt op dit moment (2013) een kleine 20% van het totale landbouwgebied.
De ontginning van het veen in de moersgabieden van de Veenkoloniën was een grote stimulans voor de ontwikkeling van de economie in de veenstreken maar ook voor de provincie. (Zie in het hoofdmenu ook: "Over... / de Veenkolonieën") O.a. werd daardoor de scheepsbouw voor vooral de binnenvaart gestimuleerd. Tot op heden is er langs het Winschoterdiep nog steeds volop scheepsbouw, ook voor de bouw van coasters voor de kustvaart.
Naast de landbouw was de bijdrage van de provincie Groningen aan de landelijke economie beperkt. Er werd in de buurt van Veendam en Heiligerlee zout gewonnen. Dat veranderde spectaculair in 1959 toen bij het dorp Slochteren een van de grootste aardgasvelden van Europa werd aangeboord. De directe opbrengst voor de Nederlandse staat is tot tenminste 125 miljard Euro opgelopen.
Elk voordeel heeft natuurlijk ook zijn nadeel. In de regio waar het gas wordt gewonnen doen zich al jaren lang aardbevingen voor die nu (2013) tot een nationale discussie leiden en nu, in 2017, tot heftige protesten.
De werkloosheid is in de provincie Groningen altijd behoorlijk groot geweest. Ook nu nog trekken veel jonge mensen naar andere streken omdat daar meer mogelijkheden zijn voor het opbouwen van een goed bestaan.
De Stad Groningen.
De oudst bekende vermelding van de stad Groningen dateert uit 1040 toen een Duitse keizer de in de "villa Cruoninga" gelegen landerijen en rechten aan de bisschop van Utrecht schonk. Sinds dat jaar behoorde de stad Groningen heel lang tot dat bisdom.
Rond het jaar 1350 is de stad autonoom en ontwikkeld zich tot een stadstaat die niet alleen de provincie Groningen maar ook grote deel van Friesland domineert. Aan die dominatie komt een eind als de graaf van Oost-Friesland in 1506 de stad inneemt. Na het vertrek van deze graaf in 1515 raakt de stad gedurende lange tijd verwikkeld in allerlei conflicten, onder andere de tachtigjarige oorlog. Pas na 1594, als Groningen definitief tot de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden gaat behoren, keert de rust terug. Hoewel de macht van de stad is gebroken speelt Groningen nog steeds een centrale rol in de wijde omtrek.
In de jaren na 1660 worden allerlei waterwegen verbeterd of aangelegd waardoor de stad beter bereikbaar werd, zelfs voor kleinere zeeschepen. Rond 1765 besloot de stad Groningen een kanaal te graven naar de veengebieden oostelijk van de Hondsrug (zie in het hoofdmenu ook "Over... / Veenkolonieën") waardoor de handel in turf mogelijk werd.
Na ca 1850 heeft de stad Groningen zich tot de derde handelsstad van Nederland ontwikkeld, ondere ander door de handel in hout en graan, maar ook andere industrieën, zoals bijvoorbeeld de confectie-industrie, hebben een grote rol gespeeld. Omstreeks deze tijd (1866 en later), worden in de provincie spoorwegen aangelegd die ook verbinding geven met de rest van Nederland.
Tegenwoordig is de stad Groningen niet meer dan een provinciehoofdstad. Maar toch wordt de stad nog steeds aangeduid als het "Haagje van het Noorden"
Om de ontwikkeling van de stad Groningen vanaf omstreeks 300 jaar B.C. tot nu toe te beschrijven is het bovenstaande verhaal natuurlijk verre van volledig. Als je meer wilt weten over de ontwikkeling van de stad adviseer ik jullie eens te zoeken op Wikipedia.
De Groningse streektaal.
Op het platteland van Groningen wordt nog steeds de Groningse streektaal gesproken. Het Gronings behoort tot het Saksische taalgebied zoals aangegeven op het kaartje hiernaast. Ook Drenthe en delen van Overijssel en Gelderland behoren tot het Saksische taalgebied. Voor een uitgebreide uitleg van het Gronings is er op Wikipedia een schat aan informatie te vinden. Ik ga er hier alleen kort op in waarom het overgrote merendeel van de Nederlanders het Gronings niet verstaat.
Enerzijds leunt het Gronings qua taalgebruik natuurlijk op het Hollands, maar anderzijds zijn de invloeden van het Duits overal sterk merkbaar. Daarnaast kent het Gronings zijn eigen taalgebruik, idioom en vervoegingen van werkwoorden.
De belangrijkste redenen waarom de Hollander het Gronings niet verstaat kan als volgt worden samengevat.
A. De klankveranderingen van klinkers.
Een groot deel van de enkele en dubbele klinkers veranderen veelal volgens een vast patroon.
Enkele voorbeelden hiervan zijn: de 'ij' die bijna altijd verandert in ie (bijl = biele), de 'ei' die altijd verandert in aai (weide = waaide) en de open 'a' veelal in oa (met de klank van oo in door) (vader = voader en laan = loane).
B. De vervoeging van werkwoorden
Het Gronings kent zijn eigen vervoeging van werkwoorden.
Enkele voorbeelden:
werken = waarken - ik waark, doe waarkst, hij/zij waarkt, wie/joe/ie/zai waarken.
zijn = binnen - ik bin, doe bist, hai/zij is, wie/joe/ie/zai binnen.
hebben = hebben - ik heb, doe hest, hai/zij het, wie/joe/ie/zai hebben.
Het blijkt dus dat de vervoeging elementen heeft van het Nederlands en het Duits. Zo krijgt de beleefdheidsvorm 'ie' net als in het Duits de tweede persoon meervoud.
C. Het voltooid deelwoord.
In het Gronings wordt bij het voltooid deelwoord consequent het voorvoegsel 'ge' weggelaten. Voorbeelden: gewerkt = waarkt, gehad = had, geweest = wêst.
D. Het weglaten van persoonlijke voornaamwoorden en lidwoorden.
Persoonlijke voornaamwoorden en lidwoorden kunnen vaak worden weggelaten.
Voorbeelden: Moeder is in de tuin = Mamme is in toene / ben je gek joh = bist mal man?
E. weglaten en toevoegen van de letter e
F. de vele 'eigen' woorden
en gewoonlijk een oa; vader = voader - later = loater - daar (richting) = doar. Een uitzondering is bijvoorbeeld water = wòtter.
- De open e en ee worden vaak maar lang niet altijd een ai; weten = waiten - been =
bain - geen = gain - breed = braid; maar: teen = tone - veel = veul - meel = meel
- De open o, oo, u en uu veranderen doorgaans niet: lopen = lopen - door = door -
buren = buren (of noabers) - duur = duur - vuur = vuur.
- Ook de dubbelklinkers veranderen vaak. Als voorbeelden: de ei wordt altijd een aai;
weide = waide - beide = baide; de oe wordt vaak een ou; schoen = schoun - doen
= doun, etc.
Het zal duidelijk zijn dat door al die klankveranderingen in combinatie met het onderstaande het verstaan van het Gronings ernstig wordt bemoeilijkt.
B. Het Gronings kent duizenden "eigen" woorden en uitdrukkingen die niet aan het Nederlands of het Duits kunnen worden gerelateerd. Waar bij de klankveranderingen nog een relatie kan worden gehoord is dat bij de "eigen" woorden niet het geval. Je moet ze gewoon kennen en weten wat ze betekenen. Ook deze woorden bemoeilijken het verstaan van het Gronings in hoge mate. Een aantal voorbeelden zijn: bijna = sikkom - blazen = poesten - vooral = benoam - ragebol = kopstubber -
C. Het consequent weglaten van het voorvoegsel "ge" van voltooid deelwoorden;
gelopen = lopen - geslapen = sloapen - gewerkt = waarkt etc.
D. Het toevoegen van een "e" achter woorden: bijl = biele / tuin = toene / stoel =
stoule / pet = pedde etc.
E. Het vaak weglaten van persoonlijk voornaamwoorden en lidwoorden.
Moeder is in de tuin = Mamme is in toene
Vanaf de Louwerszee tot aan de Dollard = Van Louwerszee tot Dollard tou
Je bent niet goed wijs = Bist nait goud wies.
Vervoegen werkwoorden
Van oorsprong horen de Ommelanden en het Oldambt tot het Friesche taalgebied. De Stad, en enkele andere delen van de provincie, onder andere het Westerwold, behoorden toen echter tot het Sakische taalgebied. Onder invloed van de steeds machtiger geworden stad Groningen wordt, behalve in een klein gedeelte in het westen, tegenwoordig overal in de Ommelanden de Nedersaksiche (= Groningse streektaal) gesproken, uiteraard met de verschillende Groningse dialecten. Vergis je niet. het Saksisch wordt, natuurlijk met de talloze dialecten, gesproken vanaf de Gronings-Friese grens tot diep in het oosten van Duitsland en vanaf de grens met Denemarken tot diep in zuid-Duitsland. Ook Drenthe en delen van Overijssel en Gelderland behoren tot het Saksische taalgebied.
In de taalkunde wordt het Gronings aangemerkt als een dialect. Ik ben het daarmee eigenlijk niet eens (J.B.). Een van de redenen is dat door de ban genomen de Nederlanders het Gronings niet verstaan terwijl een Groninger zich met zijn Sakische taal in noordwest-Duitsland best verstaanbaar kan maken en v.v. Ter illustratie. Bij de inval van de Duitsers in Nederland in 1940 kwamen de Duitse dienstplichtigen kennelijk uit Ost-Friesland want mijn oudste broer zei tegen mijn moeder: "Mamme, zie proaten net as wie" (Moeder, ze praten net als wij).
Enerzijds leunt het Gronings qua taalgebruik natuurlijk op het Hollands, maar anderzijds zijn de invloeden van het Duits overal sterk merkbaar. Daarnaast kent het Gronings zijn eigen taalgebruik, idioom en vervoegingen van werkwoorden.
Enkele voorbeelden zijn.
- klankverandering van klinkers. Als een paar voorbeelden:
Hollands muis huis bij (insect) |
Gronings moes hoes ieme |
Veenkoloniaals moes huus ieme |
Zo wordt de "ei" altijd "aai" (weide = waaide), de "oe" gewoonlijk "ou" (voeten = vouten) enzovoort.
- het gebruik van de letter "e" achter zelfstandige naamwoorden
brug |
brugge (of badde) |
lamp |
laambe |
- bij het spreken het "inslikken" van de "e" bij werkwoorden. Bijvoorbeeld: "hebben" wordt in het Gronings geschreven als "hebben" maar wordt uitgesproken als "heb'm"
- voorts kent het Gronings vaak eigen vervoegingen van werkwoorden. Als voorbeeld het werkwoord "zijn":
Hollands | Gronings | Duits |
ik ben | ik bin | ich bin |
jij (u) bent | doe bist | du bist |
hij (zij) is | hai (zij) is | er (sie) ist |
wij zijn | wie binnen | wir sind |
jullie zijn | joe (ie) binnen | ihr seit |
zij zijn | zai binnen | sie sind |
Hollands Gronings Duits
ik ben ik bin ich bin
jij (u) bent doe bist du bist
hij (zij) is hai (zij) is er (sie) ist
wij zijn wie binnen wir sind
jullie zijn joe (ie) binnen ihr seit
zij zijn zai binnen sie sind
Opmerking: net als in het Duits is in het Gronings na de beleefdheidsvorm "u" de vervoeging in het meervoud; U bent naar de stad geweest = Ie binnen noar stad wêst.
- het weglaten van lidwoorden. In het zinnetje hierboven kunt u lezen dat iemand "noar stad" geweest is. Geen fout want In Groningen laat men in heel veel gevallen het lidwoord gewoon weg. Een ander voorbeeld. - Woar is Mamme?. Zij is in toene. (Waar is moeder? Zij is in de tuin).
Het bovenstaande is uitdrukkelijk mijn eigen mening en heeft slechts gevoelswaarde en geen wetenschappelijke waarde. En ik wil hiermee beslist geen afbreuk doen aan de wetenschap van taalkundigen